Liturgisch lied – september 2022

TOUR DE CHANT – een lied onder de loep

Gerard Swüste

‘EEN SCHOOT VAN ONTFERMING’

tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen

Een schoot van ontferming is onze God.

Hij heeft ons gezocht en gezien

zoals de opgaande zon aan de hemel.

Hij is ons verschenen toen wij in

duisternis waren, in schaduw van dood.

Hij zal onze voeten richten

op de weg van de vrede.

In het Verzameld Liedboek staat onder dit lied met kleine letters: Lucas 1:77-79. In die Schriftpassage vertelt Lucas over de geboorte van Johannes de Doper. Toen een engel negen maanden eerder aan Zacharias kwam vertellen dat zijn vrouw Elisabeth een zoon zou krijgen, was er bij hem sprake van verbazing en ongeloof. Voor straf kon Zacharias negen maanden lang geen woord uitbrengen. Hij was letterlijk met stomheid geslagen. Maar als zijn zoon geboren is, wordt zijn zwijgen doorbroken en zingt hij een lofzang die bekend staat als het Benedictus. Het slot van die lofzang luidt in de vertaling van de Naardense Bijbel:

Het is door het innige ontfermen van onze God

dat uit den hoge naar ons komt omzien de opgaande zon,

en gaat schijnen voor wie neerzitten

in duisternis en schaduw des doods,

om onze voeten te richten op de weg van de vrede.

Je zou het lied Een schoot van ontferming dus een Benedictus-vrij kunnen noemen. Een belangrijk woord in dit lied lijkt te zijn: ontferming. Dat woord heeft hier niet de klank van het aloude ‘ontferm U over ons’, dat ook altijd de betekenis met zich meedraagt van het smeekgebed ‘heb medelijden met ons’. Hier is bedoeld een letterlijk mede-lijden: ontfermen is hier dat God zich betrokken voelt bij mensen, dat God zich verantwoordelijk weet voor mensen, omziet naar mensen. Er is niet voor niets nadrukkelijk sprake van ‘onze’ God. Niet zozeer een god die ‘van ons’ is, maar wel degelijk een die er ‘voor’ ons is. Die God wordt in dit lied bezongen als ‘een schoot van ontferming’. En dat moet wel ongeveer de warmste en veiligste plek op aarde zijn. Geborgener kan bijna niet.

Het woord ‘schoot’ wordt in het Benedictus niet genoemd. Toch is het in dit lied veelbetekenend. Zacharias zingt zijn lied bij de geboorte van Johannes de Doper als een lied van bevrijding. De komst van Johannes is een teken dat God nog steeds bevrijdend bezig is. Die schoot van ontferming van God is dus in feite de schoot waaruit al eeuwenlang en tot op de dag van vandaag bevrijding wordt geboren.

In het eerste hoofdstuk van het Lucasevangelie treffen we naast het Benedictus ook het Magnificat aan. Dat is het lied dat Maria zingt als ze bij Elisabeth op bezoek komt en Elisabeth haar verwelkomt met ‘gezegend de vrucht van uw schoot’. Bij het Magnificat  is het opmerkelijk dat Maria in haar lied met geen woord rept over haar zwangerschap of over de komst van Jezus. Het thema van het Magnificat is: God bevrijdt, zoals God dat al de hele geschiedenis door heeft gedaan. Het Benedictus bezingt dat ook. In dat lied, in Lucas 1:76, wordt nog even verwezen naar de geboorte van Johannes de Doper (‘en jij, kleine jongen, zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd’). Maar verder is ook dit een lied van ‘God heeft bevrijd, bevrijdt nu en zal altijd bevrijden’. De komst van Johannes de Doper en de komst van Jezus is in de ogen van Lucas een nieuw begin van bevrijding. Want het is niet voor de eerste keer. God is altijd al bevrijdend bezig. Daarom staan zowel het Magnificat als het Benedictus vol met citaten uit Psalmen en Profeten. Lucas wil zeggen: de geschiedenis herhaalt zich en dat is boodschap van troost en bevrijding. Wat daar, toen, ooit is begonnen, dat gebeurt tot op de dag van vandaag, hier aan ons. De woorden worden (alweer) waargemaakt.

Terug naar het lied Een schoot van ontferming. De veiligheid, de warmte, de ontferming van God wordt in beeld gebracht met de ‘opgaande zon aan de hemel’. Die opgaande zon kennen we uit Psalm 19: ‘Hij (God) zette daar een tent op voor de zon; die komt op als een bruidegom uit zijn bruidsvertrek, stralend als een held die begint aan zijn tocht; vanaf de rand van de hemel komt hij op, hij maakt en baan tot aan de einder, niets blijft verborgen voor zijn gloed’ (Psalm 19:5-7). De zon is hier het hemellichaam dat orde schept in het leven op aarde. Door de zon is er sprake van dag en nacht, van werken en rusten. En de zon beschrijft zijn dagelijkse baan als een stralende bruidegom, als een held. Zo mooi, zo goed, zo warm. Daar heeft God voor gezorgd, zeggen Genesis 1 en Psalm 19. Dat er geen chaos is maar orde. En natuurlijk ook dat er geen duisternis meer is, maar licht. Dat licht, zo zingt het lied Een schoot van ontferming is ons verschenen ‘toen we in duisternis waren, in schaduw van dood’. Dus: toen het niet goed met ons ging, toen we op het randje van leven en dood balanceerden, toen we het op eigen kracht eigenlijk niet meer konden redden. Toen was er licht, toen was er ontferming.

Je zou kunnen denken, dat het lied daarmee uit is: er was duisternis, er was schaduw van dood, nu is er licht en ontferming. Maar hier volgt Huub Oosterhuis in zijn lied vrij nauwkeurig het Benedictus. Er is nog een soort van toespijs: ‘Hij zal onze voeten richten op de weg van de vrede’. Dat licht en die ontferming zijn er niet zomaar. Ze zijn een richtingsaanwijzer van godswege: hij zal onze voeten richten, dat wil zeggen: hij zal ons de weg wijzen, hij zet ons op het goede spoor, geeft de richting aan. Die richting is: de weg van de vrede. Vrede op aarde, vrede in het hart. Volledige bevrijding. Maar die weg zullen we dus nog wel zelf moeten gaan. Die vrede is nog niet gegeven. Het lied zingt, samen met het Benedictus, dat God er werkelijk van alles aan gedaan heeft om ons de weg te wijzen naar de vrede. God is al sinds het allereerste begin aan het bevrijden, licht in de duisternis aan het brengen. En God wijst de weg. In Tien Woorden, in de verhalen van de Schrift, later nog eens in de verkondiging en de werken van Jezus van Nazareth. Dat is allemaal een en al ontferming, betrokkenheid, trouw. Maar die weg van de vrede, die zullen we zelf moeten gaan.