Liturgisch lied – juli 2021
TOUR DE CHANT – een lied onder de loep
Gerard Swüste
‘DAT WIJ VOLSTROMEN’
Tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Bernard Huijbers
Dat wij volstromen
met levensadem
en schreeuwen
eindelijk geboren.
Dat wij volstromen
met levensadem
en lachen
eindelijk geboren.
Dat wij volstromen
met levensadem
en weten
eindelijk geboren.
Drie coupletten, ja alweer drie. En ze zijn vrijwel hetzelfde. Eén woord verandert. Dat gebeurt steeds in de derde regel. ‘Schreeuwen’, ‘lachen’, ‘weten’. Daarmee is het thema van de afzonderlijke coupletten weergegeven. Het lied brengt blijkbaar een groeiproces in beeld: van schreeuwen via lachen naar weten.
In het Verzameld Liedboek staat onder de tekst van dit lied: Ezechiël 37:9. Ezechiël staat in een dal vol dode beenderen. ‘Denk je dat die weer kunnen gaan leven?’, vraagt de Levende aan Ezechiël. ‘Dat weet jij alleen’, antwoordt de profeet. ‘Profeteer over deze beenderen en dan zal het gebeuren’, zegt de Levende. En het gebeurt. Ezechiël profeteert, er volgt een gedruis, beenderen voegen zich samen, er komen pezen aan, er komt vlees op en ze worden overtrokken met huid. Maar er is nog geen levensgeest in. En dan volgt vers 9: ‘Toen zei de Levende tegen mij: ‘Profeteer tot de levensgeest, profeteer mensenkind, en zeg tegen de levensgeest: “Zo spreekt de Levende God: Kom van de vier windstreken, levensgeest, en blaas in deze gevallenen zodat ze weer leven”.’ En ze worden weer levend, gaan overeind staan, het is een ‘immens leger’. ‘Die beenderen’, zo legt de Levende uit, ‘zijn het volk van Israël. Die denken dat ze dor en dood zijn, maar ik zal jullie mijn geest schenken, zodat jullie leven.’
Een ontroerend verhaal in het boek Ezechiël. In het lied Niksers, leeghoofden (bij Psalm 14) zingen we aan het slot: ‘Kan ooit een heel volk uit de dood opstaan?’ Volgens de profetie van Ezechiël kan het!
Om te beginnen een ‘zijstraat’. In deze passage wordt duidelijk wat profeteren is. Vaak wordt het in verband gebracht met toekomst voorspellen, maar hier staat het heel precies. Het is ‘inzien’ en ‘doorzien’: Ezechiël roept in de dode beenderen wakker wat ze in zich hebben. Zo roept hij ook het volk van Israël op om weer tot zichzelf te komen, op te staan en te gaan leven.
En nu het lied. Het woord ‘volstromen’ krijgt in ieder couplet een iets andere klank. De botten zijn dor, dood, leeg en ze worden tot leven geprofeteerd, je ziet ze in de profetie van Ezechiël bijna langzaam maar zeker tot leven komen, eerst een gedruis, dan een samenvoegen, dan huid en haar. Het is als een stroom die, eenmaal op gang gekomen, niet meer te stuiten is, zoals botten zich weer samenvoegen en er zich huid omheen spant. En dan, tenslotte, de levensgeest: die heeft een enorme kracht in zich. Die komt, zoals het verhaal vertelt, dan ook van de vier windstreken. Alle krachten van noord, zuid, oost en west spannen samen om leven te blazen in deze botten. Zo worden de botten met een schreeuw geboren, of wellicht opnieuw geboren. En die schreeuw? Is die van de pijn? Van bevrijding? Of allebei?
In het tweede couplet blijft de levensadem stromen. Als de levensadem eenmaal is ingeblazen, blijft de mens ademen. Soms moet zij/hij even op adem komen. Het hoort allemaal bij het leven. Soms is het opnieuw geboren worden. En dan mag je lachen, dat dat kan, dat je die kans wordt gegeven, dat je opnieuw mag beginnen. Of misschien is het in dit couplet wel: je helemaal vol met lucht geademd hebben en voelen dat je leeft en lachend door het leven gaat. Of dat je voelt dat je heel wat kunt, dat je de geest gekregen hebt, dat je het leven aankan. Het voelt als een echte geboorte: je kunt op eigen benen staan, gaan en staan waar je wilt. Als die levensadem maar blijft stromen.
En in het derde couplet lijkt er iets van volwassenheid te zijn gekomen. Het is geen schreeuwen meer en ook geen lachen, het is weten. De ervaring heeft geleerd, dat we steeds opnieuw de geest kunnen krijgen en dat we telkens weer tot onszelf kunnen zeggen: eindelijk geboren. Je bent tot rust gekomen, je bent je ervan bewust hoe de levensadem door je lichaam gaat en je ervaart dat als een groot geschenk. Die maakt je tot mens in alle opzichten.
In deze drie fasen van schreeuwen, lachen en weten is er steeds het gebed: dat wij volstromen. De levensadem is onontbeerlijk, zonder die levensadem ook geen leven. Maar het is de levensadem in de breedste zin van het woord. Het is niet alleen lucht in de longen, het is ook voelen dat je de geest krijgt. Zonder de geest ook geen leven. Het is een gebed om het hoogst noodzakelijke, om adem voor je lichaam en voor je ziel. En je bent je er terdege van bewust dat die levensadem een gave is.
In drie coupletten die bijna identiek zijn bezingen we, dat het geboren worden en de geest krijgen een proces is dat je hele leven doorgaat. Het is bij uitstek een tekst om in canon te zingen. Omdat het bij ieder mens weer een ander proces is. De een komt, om maar bij de tekst van het lied te blijven, eerder tot ‘lachen’ of tot ‘weten’ dan de ander. En het is dus ook helemaal niet belangrijk, dat het met grote snelheid gaat. Belangrijk is te weten dat je er een leven lang over doet. En misschien wekt dat wel verbazing. Misschien dacht je (lachend?), toen je twintig was: nu ben ik er, ik heb geleerd wat er te leren is. En later denk je dat misschien als je vijftig bent (wetend?) of als je met pensioen gaat of wanneer dan ook. En steeds merk je dat je toch ook nog ‘geboren moet worden’, dat je jezelf open moet stellen om te kunnen volstromen.
Het lied is eigenlijk verwant aan ‘Herschep ons hart, heradem ons verstand’. Al zingend weet je, dat lichaam en geest één zijn. En dat je steeds opnieuw geboren moet worden, geboren kunt worden, hoe oud of jong je ook bent.