Korte overwegingen bij de zondagslezingen.
Lees eerst zelf de aangegeven tekst van de zondagslezingen.
Kijk daarna naar de beknopte handleiding van een ervaren gids.
Wellicht opent dat nieuw verstaan of een boeiend vergezicht.
Goed alternatief voor wie in coronatijd de zondag thuis moet vieren…
14 november 2021 – 33e zondag door het jaar
Daniel 12,1-3; Marcus 13, 24-32
Het boek Daniel was vroeger een populair boek. Denk aan Daniel in de leeuwenkuil en de drie jongelingen in de brandende vuuroven. Maar wie hoort nu nog iets over Daniël. En dan klinkt zijn stem plotseling vandaag, in de eerste lezing. Een stem uit de ballingschap, van Daniel: Dan-i-eel: rechter van mij is God. Als God je rechter is, dan kan je wezenlijk niets overkomen. Hij houdt zijn hand boven je hoofd. Dat is, ondanks alles, dé zekerheid van het bijbelse Israël.
In die tijd: op zal staan Michael (Wie als God), de grote prins die staat voor de kinderen van je volk. Hij staat daar vóór die mensen in tijd van nood.
De laatste lezing in het Marcus-jaar uit Marcus. Dat moet dan ongeveer de tekst zijn voordat het lijdensverhaal begint. We horen de sombere beelden die het einde van alles aanduiden. In die dagen, en na de verschrikkingen. Het zijn de bepalingen van tijd die we kennen uit Marcus 1,9 en 14. De cirkel is rond. Daar, bij het begin, werd de profeet Jesaja geciteerd, nu is het Joël. Zon en maan leggen hun taak neer. Sterren vallen van de hemel. De hemel wordt, zoals de oude mozaïekkunstenaars dat in Constantinopel laten zien, letterlijk als een doek opgerold. Eind van het spel. Wil er nog licht zijn, dan zal het opnieuw geboren moeten worden. En precies daar, in dat absolute nulpunt, komt de mensenzoon op de wolken. Is hij dan het licht der wereld omdat we hem in al die afwezigheid kunnen zien? En wie zien engelen een grote menigte lezen uit oost en west. Het is de tijd van de grote oogst.
Met hemel en aarde zijn wij weer terug bij het begin · zoals geschreven staat (Genesis 1,1).
21 november 2021 – Christus Koning
Daniel 7,13-14; Johannes 18,33b-37
De officiële titel van dit het kerkelijk jaar afsluitende feest is: Christus, koning van het heelal. Alleen: de bijbel kent ‘het heelal’ niet. Met Kerstmis zingen we ook niet ‘Eer aan God in het heelal, en vrede op aarde …’ En we bidden ook niet: Onze Vader die in het heelal zijt, uw wil geschiede in het heelal.
Koning is hier de Nederlandse vertaling van Messias, Gezalfde, d.w.z. koning. En wij weten dat Hij een opmerkelijke koning is.
Ik, op aarde, zie, op de wolken des hemels. Je verwacht een hemels visioen. Maar je krijgt te zien: iemand als een mens. Voor de Zeer Oude, zeg ‘de hoogst eerbiedwaardige’ wordt hij met alle volmacht bekleed. Alle stammen en Talen brengen Hem hulde. Het gaat over een koningschap dat blijft.
De evangelielezing brengt de kerk van vandaag in het paleis van Pilatus. Ben jij de koning van de Joden? (Johannes 18,34) Hij zal daar na een korte ·dialoog· ook op terug komen, ook al weet hij niet meer hoe hij het heeft: Jij bent dus toch koning! (37). In die ·dialoog· wordt duidelijk dat Pilatus zich niet beroept op een idee van hemzelf. Het is een Joods idee. Gezalfde (= koning) zijn op de bijbelse wijze. Het gaat over zaken die zijn eigen volk en hogepriesters hebben aangedragen. Pilatus vraagt daarop, wat hij gedaan heeft. Jezus antwoord dat zijn koningschap niet gaat over de verleden tijd. Zij dateert niet in het heden met zijn geweld. Zij dateert uit wat geschieden zal. Zijn koningschap gaat over het getuigenis dat de waarheid is, waarin de mens zo heilig is dat God hem/Hem bewaart. En al wie in waarheid bewaard wordt hoort dat we maar één ding te doen hebben. Luister naar mijn stem. Zoals de schapen die hun echte herder herkennen aan zijn stem · niet aan wat hij gezegd heeft, maar aan wat hij nu zegt, zijn spreken nu · eeuwigdurend heden.
28 november 2021 – 1e zondag van de advent
Jeremia 33,14-16; Lucas 21, 25,28.34-36
De plaats van de eerste lezing is de gevangenis waarin Jeremia opgesloten is. Jeremia kan geen mooiprater zijn die de koning stroop aanreikt. Het woord van de Heer bezoekt hem de tweede keer. Zie de dagen komen dat ik mijn goede woord hun plek zal geven. Dat goede woord voor het verdeelde rijk van David: In die dagen, in die tijd/ ik zal doen ontluiken voor David een loot die rechtvaardig is. Die zal recht en gerechtigheid doen in het land. Met die woorden van Jeremia opent dit liturgisch jaar.
De eerste zondag van de advent betekent ook het begin van het nieuwe kerkelijk jaar. Op die eerste zondag van de advent leest de kerk uit Lucas een tekst die deel uitmaakt van de traditie die spreekt over het einde het kerkelijk jaar. Tekenen aan zon, maan en sterren. Alles wat licht zou kunnen zijn verbijstert. En in die chaos: de mensenzoon op een wolk. Bij de tijd zijn. Verheft je hart. Om te blijven staan voor het aangezicht van de mensenzoon. Over zien en gezien worden.
5 december 2021 – 2e zondag van de advent
Baruch 5,1-9; Lucas 3,1-6
De ballingen in Babylon moeten hun kleren van rouw en uitlandigheid (ellende) uittrekken. Zij moeten hun droefheid verlaten om zich voor altijd met Gods schoonheid te bekleden. Wat mag dan Gods schoonheid zijn? Het herkenningsteken wordt gerechtigheid. De luister die God wil laten zien is vrede door gerechtigheid. Dat is en blijft het programma voor Jerusalem, en voor alles wat als Jerusalem wil zijn.
Merkwaardig, Lukas 2 (Kerstmis) voorbereiden met Lucas 3! Maar het is een mogelijkheid van de tekst: je kunt een tekst, zeker verhaalsgewijs, gerust van achteren naar voren lezen. Want je weet wat komt en gaat, je weet hoe de verhalen op elkaar aansluiten en elkaar oproepen. Of maken we dan van Lucas een Marcus? We horen de titels, de namen, de goden die het bewind voeren van die dagen. Dat alles wordt gemobiliseerd om Sint Jan in het volle licht van zijn dagen te zetten.
Stem die roept. Een stem die de Schriften vertolkt om in de woestijn en woestenij van die dagen en onze dagen, Jesaja te citeren, over gerechtigheid als een weg. Een weg waarheen? Naar Gods bevrijding. Zijn Jehosjoea. Wij zeggen in goed latijn: zijn Jezus.
12 december 2021 – 3e zondag van de advent
Sefanja 3,14-18a; Lucas 3,10-18
Zing, roep, wees blij. Sion, Israel en Jerusalem worden opgeroepen als waren zij dochters, vertrouwde gestalten in je huis. Alle aanklachten, alle vijanden, weg zijn ze. De koning van Israël · De hebreeuwse tekst wil hier nadrukkelijk een leespauze invoegen. Even je adem inhouden om dan volop te horen: de Heer is in je midden. Overstelpende, ontroerende, maar ook stille liefde zal je deel zijn.
Levensbeschouwing, geloofsovertuiging · dat zijn woorden die wij soms gebruiken. Ze lijken niet wereld- maar zijn wel Bijbelvreemd. Want met die grote woorden kies je te snel het ruime sop van ijle en ijdele, goede bedoelingen.
Het gaat zeker bij de Jordaan waar het veelbelovende land open gaat, bijbels gesproken over de praktijk, over wat altijd concreet is. Wat moeten we doen? Zo vervoegen de mensen, de tollenaars en de soldaten zich bij Johannes volgens Lucas. Daarna vertelt hij hoe zijn en ons verhaal verder gaat.
19 december 2021 – 4e zondag van de advent
Micha 5, 1-4a; Lucas 1, 39-45
En jij · zo persoonlijk begint de profeet. Jij, Beth-lechem, Brood-huis, Efratha. Ieder kind bij ons weet nog wat Betlehem is, want Jezus is geboren in Betlehem. Betlehem is in die dagen enkel een klein en bescheiden stadje, daarom ook (onvermoed!) de geboorteplaats van de jongste, van David, de jongste te midden van vele broers. Geen mens komt er op maar in de joodse traditie is de Messias een van de ‘zaken’ die al bij God bestaan voor de schepping van ‘hemel en aarde’.
De moeilijke tijden zijn de barensweeën, om de broeders terug te brengen naar de stad vanouds. En Hij zal staan en zijn kudde voeden. Zo vertolkt hij God de ontzagwekkende. En dit zal zijn: vrede. Woorden die betijen willen. Welke toekomst kan nu dagen?
De visitatie. Het tafereel is door de oude schilders graag verbeeld. Waar deze twee vrouwen elkaar ontmoeten, ontmoeten hemel en aarde elkaar lichamelijk en tastbaar. Jij bent de gezegende onder de vrouwen. Het zal gaan gebeuren. De verwachting groeit, zichtbaar.
Als deze twee vrouwen elkaar ontmoeten zie je een vertrouwdheid die je doet voelen dat je buitenstaander bent. Zoals in het fantastische schilderij in Carmignano (Toscane) van Pontermo. Als zichtbaar wordt wat onzichtbaar blijft! Als je weet en voelt: Nog niet! Dan weet je dat er een morgen komt.
24 december – Nachtmis
Jesaja 9,1-3.5-6; Lucas 2,1-14
Hedendaagse discussies rond Bijbelteksten plegen zich nog steeds bezig te houden met of het echt of niet-echt is, wel of niet gebeurd. De Bijbelse literatuur heeft vooral op het oog dat woorden te kort schieten of reikt worden aan om het adembenemende te vermoeden en voorzichtig te noemen. Je zult maar zitten in de schaduw van de dood, je zult maar zeker weten dat het nooit meer goed komt. Het meest onwaarschijnlijk gebeurt. Blijdschap vindt plaats, vreugde wordt uitgedeeld. Als het kind geboren is telt alle pijn niet meer. Wonderlijk, goddelijk, een kind dat een vader is. Een koning die je herkent aan goede verhoudingen en daden die getuigen van het goede.
Het gebod van de grote wereld (Augustus) en arme mensen onderweg met hun geheim. Uit het geslacht van David, in de stad van David. Het uur breekt aan. Het kind wordt geboren op een plaats waar geen plaats is. Herders gevraagd. Vreemde vogels reppen van een verhaal dat alle mensen tot een volk zal maken en dat allen goed zal doen. Dat ons een aanspraak op vrede garandeert omdat er Iemand is die eindeloos van ons houdt.
25 december – Dagmis
Jesaja 52,7-10; Johannes 1,1-18
In deze moeilijke tijden!
Je moet dicht bij de grond zitten om te kunnen peinzen over de lieflijkheid van voeten op de bergen, over en stem die rept van vreugde, van vrede, van het nieuwe dat enkel goedheid is, enkel vrede? Wat wordt zo uitzonderlijk aangereikt, van beneden naar boven geserveerd als een open uitgestrekte hand? Dat God koning is. Wie of wat zich ook als koning of farao presenteert: God is koning. Iedere generatie zal dit wat steeds weer nieuw is horen. Puin voegt zich aaneen tot woonplaatsen, tot huizen vol troost. Als een harde werker zet God zich in voor deze wereld die hem lief is, eeuwigdurend lief. Dat hoef je niet eens te geloven. Je zult het zien en horen.
De traditie ziet in de aanhef van het evangelie volgens Johannes graag een diepzinnige tekst, woorden van grote hoogte. Een adelaar spreekt. Maar misschien is het iemand die zeer nabij, zeer dichtbij is, bekirbenoe, te midden van ons. Misschien gaat het over dat wat zich in ons midden, als ons midden, afspeelt. Woord. Licht. Leven. Zelfs als het er niet naar uit ziet: deze zelfstandige naamwoorden zijn uiteraard werkwoorden. Want als het woord niet klinkt, het licht niet schijnt, het leven niet trilt · Zo, als over de levende, de nabije, wil Johannes spreken over de tent, de tempel, Gods heiligdom, over de Messias. Het woord, het licht, het leven, dat in ons midden als ons midden zijn tenten opslaat · zodra het evangelie begint. De Schrift vertolken, permanent Kerstmis. (Maar zo denken we gewoonlijk niet. Wij komen liever niet tot de kern van de zaak, lijkt het. Dan branden we immers onze handen.)
26 december – Feest van de Heilige Familie
Sirach 3,3-7.14-17; Lucas 2,41-52
Kinderen zijn dan wel sterren aan de hemel wanneer het een beetje goed gaat, maar ze komen niet uit de lucht vallen. Daar is een vader, daar is een moeder. De een is aangesteld over. Dat klinkt naar het bijbelse woord heersen. In Genesis 1 kun je een onvermoede betekenis van dit woord ‘heersen’ tegen komen. Dan gaat het over de zon en de maan die heersen over de dag en over de nacht. Dat betekent dus: mogelijk maken, laten zijn. Zelfs bij het werkwoord heersen is de bijbel wars van alles wat zich pharao-eske allures aanmeet. Heersen, aangesteld zijn over betekent: om mogelijk te maken. Zo ook de moeder die haar zonen, haar kinderen opricht, zelf leert te staan en te gaan. Het is een innige aangelegenheid maar het luistert ook zeer nauw. Mensenlevens zijn gemoed met vader, moeder en kinderen.
De heilige familie. Je zou kunnen denken: een beetje vreemde familie wanneer je pas de derde dag ontdekt dat je kind zoek is. Maar de mogelijkheid bestaat dat Lucas meer wil zeggen met de derde dag dan de anekdote over ouders die in een groot gezelschap ietwat onvoorzichtig met hun kind een reisje maken. De derde dag klinkt voor de bijbels geïnteresseerde Lucas, ook naar Genesis 22 en kan spreken over afstaan. Het kind is weg. Het blijkt in de tempel. Die noemt het de dingen van mijn vader. Is hier een nieuw identificatieproces begonnen?
In de tempel zit hij te midden van de leraren en stelt vragen. Een kind dat weten wil, dat vragen stelt, wekt het vermoeden dat we hier met een verstandig of wijs kind te maken hebben. Met kinderen die vragen is bijbels gesproken heel iets anders aan de hand dan het al te Nederlandse worden overgeslagen.
Jan Engelen