Korte overwegingen bij de zondagslezingen.
Lees eerst zelf de aangegeven tekst van de zondagslezingen.
Kijk daarna naar de beknopte handleiding van een ervaren gids.
Wellicht opent dat nieuw verstaan of een boeiend vergezicht.

13 maart 2022        –           2e zondag veertigdagentijd
Gen 15,5-12.17-18; Lucas 9,28b-36

Een van de zeldzame keren dat we dankzij het leesrooster mogen horen over Abraham, de vader van de gelovigen. Deerlijk is in de tekst geknipt. Mogen we dan niet horen dat God wel tegen Abraham zegt dat Hij Abrahams schild is, maar dat er voor Abraham wel een gigantisch probleem is. Ondanks de belofte in Genesis 12: een kind heeft hij niet! Waar blijft de beloofde zoon? Daarop lokt God Abraham bijna letterlijk uit zijn tent. Hij leidt hem naar buiten en laat hem de nachtelijke hemel zien. De menigte sterren mag het voorbeeld zijn voor wat er met Abraham geschieden zal: een grote menigte. En Abraham – tot nu toe nog steeds zonder kind – heeft vertrouwen in de Heer.
Dat wil niet zeggen dat de geschiedenis die met hem begint er een is van enkel vrede. De beloofde toekomst zal zijn duisternis kennen. We krijgen in woorden een angstaanjagend tafereel. Abraham loopt tussen de stukken. Ondanks de verpletterende druk van de geschiedenis die komen gaat, de beloften zullen werkelijkheid worden.

We horen een verhaal op de berg, over het grote onderhoud en het grote begrijpen: Jezus in gesprek met Mozes en Elia. Als we de geluidsknop zouden kunnen open draaien zouden we één geluid horen. Waarover spreken zij? In de paralleltekst blijkt dat voor Matteüs vanzelfsprekend. Wanneer een Joodse leraar voor zijn mensen spreekt en het is een gesprek tussen Mozes en Elia, dan kan het maar over een verhaal gaan, het grote verhaal in de details van iedere dag herkenbaar, het verhaal over vrijheid en bevrijding. Lucas lijkt “van buiten” te komen. Wat voor insiders vanzelfsprekend is hoeft dat voor anderen niet te zijn. Hij heeft blijkbaar de behoefte duidelijk uit te spreken wat daar, op de berg, aan de orde is. Over zijn heengaan te Jeruzalem. Menig vertaler is geneigd gebleken hier de gangbare interpretatie bij te zijn: zijn heengaan, zijn sterven in Jeruzalem. Maar het Grieks van Lucas geeft onmiskenbaar een volstrekt ander woord dat in het Nederlands voldoende gekend is: zijn exodus in Jeruzalem. Niet zijn uit- en afgang in Jeruzalem, maar zijn exodus. Dat is heel wat anders: zijn weg naar vrijheid en bevrijding.
Wanneer het Petrus begint te dagen wil hij vasthouden wat een mens niet vasthouden kan. Maar hij mag namens ons horen wat in een mens niet opkomen kan: mijn zoon, de welbeminde. En tegelijk ook: wat kunnen wij dan nog? Luistert naar hem.

 

20 maart 2022        –           3e zondag veertigdagentijd
Exodus 3,1-8a.13-15 ; Psalm 103 ; 1Korintiërs 10,1-6.10-12 ; Lucas 13,1-9

We komen vandaag in de eerste lezing een Mozes tegen die zich van geen kwaad bewust is. Alsof er niets aan de hand is. Hij is gewoon de kudde van zijn schoonvader te hoeden. Achter de woestijn met de kudde ziet de tekst dan “dat vreemde dat zich laat zien”. Blijkbaar heeft Mozes niet geleerd dat je niet nieuwsgierig mag zijn. Blijkbaar kan hij het niet laten zijn ogen (niet) te geloven. Dat is hem in Egypte al noodlottig geworden. Omdat zijn ogen hem tot getuige maakten van flagrant onrecht moest hij het wel opnemen voor de zwakkere die het slachtoffer dreigde te worden. Naderhand werd hij met zijn engagement gechanteerd. Zie Exodus 2, 13-14. Hij moest wel vluchten. Nu, bij “de struik die het leed dat wereld heet” in lichterlaaie vertolkt, wordt hij op onontkoombare wijze verplicht tot het lot van mijn volk in Egypte en de onwaarschijnlijke toekomst… mijn volk uit Egypte. Mozes zal moeten uitleggen wat de naam van God betekent, wie Hij, de Onnoembare is: Ik zal bij je zijn want ik ben bij je. Ik laat je niet alleen. Ik ben er ook nog.
Morgen is niet persé en herhaling van gisteren. Alles moet, kan en zal anders worden. Vrijheid en bevrijding bestaan, wat zij ook mogen betekenen.

De berichten van de dag roepen onrust op. Pilatus heeft mensen geofferd. Er is een toren gevallen en er zijn doden te betreuren. Donker trekken de wolken zich samen. Het is eigenlijk onwaarschijnlijk dat ons lot anders zal zijn. Daar heeft Jezus een gelijkenis voor, het Evangelie in een gelijkenis kort samengevat.
Een vijgenboom in een wijngaard geeft al drie jaar geen vrucht. Onzin om die boom te laten staan. Drie jaar zijn voldoende om in de gemeenschap de Tora te aanhoren, te bespreken en er je lessen uit te trekken, vrucht te dragen. Drie jaar lang geen vrucht waaraan de boom te herkennen zou zijn. Waarom moet hij de boden nog uitputten? Maar het verhaal geeft de uitzondering. De boom heeft iemand die zich voor hem wil buigen, die de grond los wil maken in een kring rondom en er mest op wil brengen. De eigenaar van de wijngaard laat zich gezeggen.

 

 27 maart 2022        –           4e zondag veertigdagentijd
Jozua 5,9a.10-12; Lucas 15,1-3.11-32

Het volk is onder leiding van Jozua door de Jordaan getrokken. Twaalf mannen, uit elke stam één, hebben uit de bedding van de Jordaan een steen meegenomen. Die twaalf stenen zijn aan de overzijde in een kring bijeen gelegd. De kinderen zullen daar – net zoals in de paasnacht – komen met hun vragen. Waarom liggen die stenen hier? Dan moet je het verhaal vertellen. Dat is Gilgal.
Nu ligt alles klaar. De tocht uit de slavernij naar het veelbelovende land is voltooid. Zij eten van het graan dat het land opbrengt. Het manna houdt op. Het land zal hun dragen.

Het verhaal van Lucas is overbekend. Of zit het toch anders in elkaar?
De verloren zoon is niet de jongste die, zo lang het goed gaat, niet van ophouden lijkt te weten. De verloren zoon zou wel eens – we weten het niet zeker, het verhaal eindig immers op de drempel, het verhaal kan nog een wending nemen – de oudste kunnen zijn. Het wil er bij hem immers niet in dat de Vader alles doet voor zijn dode zoon die weer levend geworden is. Bij zo’n vader wil hij zijn broer niet voor lief nemen, en die vader ook niet. Boontje hoort toch om zijn loontje te komen! Met zo’n vader kan hij het land niet bezeilen. “Ik, al die jaren voor jou. En voor mij kon er nog niet eens een geitenbokje af!” Wordt daarmee niet menige verhouding op scherp gesteld?

3 april 2022             –           5e zondag veertigdagentijd
Jesaja 43,16-21; Johannes 8,1-11

Volgens Jesaja in de eerste lezing is God niet los verkrijgbaar. Hij heet “de Heer die een weg legt over de zee”. Zelfs de tegenstanders (wagen en paard) maken daar gebruik van. Maar het baat hen niet. Ze gaan rusten en staan niet meer op. Wíj kunnen dat blijkbaar wel, opstaan.
Het verleden is voorbij. Nu komt er een weg door de steppe, rivieren door de woestijn. Het aanzien van de aarde totaal nieuw.

De lezing uit Johannes is binnen Johannes een vreemde eend in de bijt. Het is een verhaal op drift zeggen de geleerden. Het zou een losgeraakte tekst van Lucas kunnen zijn, zeggen sommige geleerden. Er is in ieder geval te veel anders aan de tekst om onderdeel van het corpus van Johannes te kunnen zijn. Dat moge wel zo wezen, maar de plaats waar het verhaal staat en waar het ons al eeuwenlang te lezen en te verstaan gegeven wordt is wel zeldzaam helder. En zelfs de zondag van vandaag, de zondag voor Palmzondag, is uitermate geschikt voor déze lezing.
In het zevende hoofdstuk hebben de autoriteiten zich ondubbelzinnig van Hem gedistantieerd. Alleen dat achterlijke volk dat de Tora niet kent loopt achter Jezus aan. Het brengt Nicodemus tot zijn opmerkelijke uitspraak: “Onze Tora veroordeelt een mens niet tenzij wanneer men hem kent en weet wat hij doet.” (Johannes 7,51) Daar begint in de gangbare leeswijze het verhaal van vandaag.
Ze voeren een vrouw aan, op heterdaad betrapt. De vrouw met de kwaal van gans een volk. Ze zoekt haar heil elders. (Omdat bij deze hete daad de man ontbreekt is de aard van haar vergrijp wellicht meer religieus dan anders van aard.)
Ze willen haar veroordelen en via haar Hem, of Hem veroordelen en misbruiken daarom haar. Maar het verhaal neemt onverwacht een wending. En Hij maakt haar opnieuw tot onderwerp van haar eigen geschiedenis. Daar maakt het verhaal ons getuige van. Het zou te denken kunnen geven.

10 april 2022          –           Palmzondag
Lucas 19, 28 – 40

Het verhaal loopt zoals het van tevoren aangegeven is. Als koning wordt Jezus binnen gehaald. Hij komt in de naam van de Heer. Maar ze willen dat niet gezegd hebben. De rabbi moet hen terecht wijzen. Maar hij antwoordt: als zij zwijgen zullen de stenen roepen.

Jesaja 50,4-7; Lucas 22, 14 – 23, 56 of: 23, 1 – 49
Wie geen moed meer heeft kan door het woord gevonden worden, opgericht. Ook als dat alles kost. Wij horen aan het begin van de lijdensweek: Ik ben niet teruggeschrokken, mijn rug bood ik aan wie mij sloegen …
Aan de tafel van het laatste avondmaal noteert Lucas het verhaal over de twist onder de leerlingen. Wie onder hen zou de grootste zijn. Die twist zet ons, hoe dan ook op een of andere wijze “mensen als de leerlingen”, in een eigenaardig licht. Tegelijk ook laat het verhaal onmiskenbaar duidelijk wie Hij wil zijn, eigenlijk is, de dienaar.
Een van de twee naast hem horen we zeggen: Heer gedenk mij wanneer U in uw koninkrijk gekomen bent.

 

10 april 2022          –           Witte Donderdag
Exodus 12,1-8.11-14; Johannes 13,1-15

God richt zijn woord tot Mozes en tot Aäron, tot de leraar en de priester. Wat wij horen spreekt over onderricht, over iets dat een mens zich eigen zou kunnen maken. Iets dat je opricht en op het goede spoor zet, en over de gemeenschap, over niet slavendienst maar over eredienst wanneer het volk als gemeenschap bijeen komt om God en elkaar te dienen. Het zijn woorden aan het begin, als begin, waar je mee kunt beginnen. Het betreft een lam dat gereed wordt gezet met het oog op een maaltijd die je uitdrukkelijk deelt met je huisgenoten, met je buren. Met iedere persoonlijk zal uitdrukkelijk rekening wordt gehouden. Het bloed van het lam zal de deurposten tekenen. Het vlees wordt gegeten met het ongerezen, haastig gebakken brood van de op handen zijnde bevrijding.

Aan tafel, wetend dat het uur gekomen is. Hij staat op, legt zijn bovenkleren af. Met water in het wasbekken begint hij de voeten van zijn leerlingen te wassen. Dat water brengt bijna alle verhalen uit het Johannes-evengelie bijeen en portretteert het onderwerp van het Evangelie. (Het woord dat in de daad blijkt, zichtbaar wordt.)
Het verhaal brengt niet een gebeurtenis, maar een mens in beeld. Iemand als een dienaar die uit is op gemeenschap, op verbondenheid. In dat gebaar neemt Hij de zijnen, neemt Hij ook ons op, maakt Hij ons tot zijn leerlingen. Zo moeten jullie elkaar de voeten wassen. Doen zoals Hij dat in het verhaal van vandaag doet.

 

10 april 2022          –           Goede Vrijdag
Jesaja 52,13 – 53,12; Johannes 18,1-19,42

Vergeet even de dag als dat zou kunnen. Begin te lezen. Een beeld rijst op. Een getrouwe die het gelukkig gaat, die verhoogd wordt, verheven, zeer hoog. En dan slaat de tekst toe. Wij worden geconfronteerd met wat een mens niet dragen kan. Peilloos leed.

Lichten in het donker, fakkels en toortsen brengen je naar het onderwerp van het zo goed als definitieve verhaal dat nu begint. “Wie zoek je? … Laat dan deze gaan.” Ook dat is een samenvatting van het gebeuren. Het verhaal van Johannes is niet alleen het verhaal over een slachtoffer. Het is ook het verhaal over iemand die de regie voert. Het is vreemd genoeg ook een verhaal over iemand die zoiets als een koning en rechter is, maar dan geheel anders dan gangbaar, niet van deze wereld. Als alles voltooid is, de laatste slok gedronken, komt het verhaal tot zijn definitieve afronding. Hij geeft de Geest. In weerwil van de gangbare interpretatie van deze woorden kan ook het volgende gelezen en gehoord worden: dat wat hemel en aarde van begin af aan bijeen houdt (Genesis 1,2) schenkt Hij ons, als ware dat uiteindelijk zijn geheim, zijn leven.

 

10 april 2022          –           Paasnacht
Gen 1,1-2,2; Gen 22,1-18 ; Ex 14, 15-15,1; Exodus 15 ; Romeinen 6,3-1; Lucas 24,1-12
2010
De nacht van het waken. Een nacht om bij elkaar te zijn. Samen leren, zodat de oude verhalen ook onze verhalen worden.
Over de werken van het begin, over hemel en aarde, over duister en licht, over het water op één plaats en het droge dat te voorschijn komt, over het groen, over de dieren, over leven waar een mens niet leven kan, de vogels in de hemel en de vissen in het water, en over de mens die voor deze aarde is, haar toevertrouwd om te groeien en te bloeien. Binnen dat oude raam wordt alles weer als nieuw.
Over de zoon die opgeheven wordt en gebonden in het verbond. Over Abraham die zijn zoon los moet laten en dat doet in grenzeloos vertrouwen, toegewijd aan wat geschieden zal. Over de zoon die het hout draagt.
Over het heilspellende breken van de kracht van het water met zijn vast en zeker verwoestende kracht, over de dodelijke zee die ruimte biedt om dóór te gaan, over vrijheid en bevrijding die niet tegen te houden is en niet ongedaan kan worden gemaakt door wat dan ook. Exodus 15 kijkt als antwoordpsalm terug naar die wonderlijke tocht over het water.

Als het licht die ochtend van zich doet spreken gelooft het zien zijn eigen ogen niet meer. Met het hun kenmerkende besef van eerbied begeven de vrouwen zich naar het graf. Ze willen alsnog de dode verzorgen. Zij zien zich geconfronteerd met een onbestaanbaar licht. Zij zien de plaats waar hij lag en worden door de woorden bestempeld als mensen met een missie voor de leerlingen. Christus die verrezen is spitst hun missie toe. Het wordt een mare voor mijn broers (en zussen. Broederschap is geen kwestie meer van chromosomen.)

 

11 april 2022          –           Paasdag
Handelingen 10, 34a. 37-43; Johannes 20,1-9

De dag na de nacht. In de eerste lezing stappen we in Lucas’ verhaal over Cornelius, een hoofdman van de Romeinse afdeling. Petrus heeft een droom die hem leert dat iedereen, uit elk volk, Hem welgevallig is die naar het woord leeft dat hij aan de kinderen van Israël gegeven heeft. Meer eenvoudig gezegd: het verhaal van en over Jezus is niet beperkt tot Israël, maar is een aanbod voor ieder die wil. Petrus vertelt dat verhaal over Jezus in de handen van mensen, uiteindelijk in Gods hand voor allen. Een rechter over levenden en doden. Om te richten en op te richten, zoals Hij deed die er niet tegen kan dat mensen worden vertrapt en kleingemaakt, klein gehouden. Een rechter die vrijheid en vrijspraak proclameert.

Een bijna “huis, tuin en keuken”- verhaal met alle verwarring die zich dan soms kan aftekenen. Wat wil je? Een dode, een lieve dode is niet meer in zijn graf(-kamer in de rotsen). Waar hebben ze hem neergezet? De vragende vrouw levert rennende mannen op. En wie is er het eerst doet er blijkbaar toe.
Wie is de synagoge thuis is weet dat doeken ook een rol spelen in het omgaan met de boekrol, de Tora. De tekst ter lezing aangedragen en open gerold wordt met een doek op het aangezicht bedekt. Voor de lezing wordt de doek er weer afgehaald en luid lezend (reciterend) wordt de tekst tot leven gewekt.
Jezus die verrezen is: het open boek. Zien en geloven, liever nog, vertrouwen, instemmen met, om te horen waar wij nog steeds geen woorden voor hebben tenzij wanneer we aanspraak van die worden proberen te horen. Blijkbaar is deze ochtend alles nieuw.

 

24 april 2022          –           Beloken Pasen, 2e zondag van Pasen
Handelingen 5,12-16; Johannes 20,19-31

Het is dat wij aan wonderen gewend zijn. Daardoor zijn wonderen nogal van karakter veranderd. Wij zien iets als een wonder wanneer het zich onverwacht maar wellicht verhoopt en plotseling aan ons vertoont. Zoiets als een goocheltruc. Maar ons wonder zou dan niet berusten op handigheid of gezichtsbedrog. Een wonder zou echt zijn. De eerste zin in de eerste lezing wordt daarom een beetje ontnuchterend aanhoord. “Die wonderen gebeuren helaas tegenwoordig niet meer”, denken we dan. Alsof de waan van de dag die in de media de dienst uitmaakt ons leven bepaalt. We kunnen de tekst in de eerste lezing volgen als een camera die zich aan een scenario houdt en die al doende meer laat zien dan door de scenarioschrijver zelf kan worden voorzien. Duidelijk is het enthousiasme dat de jonge kerk ontmoet. De vreugde, de dankbaarheid, het vertrouwen.
De geloofsgemeenschap is ondanks de macht van het getal geen mondiale structuur. De kerk is zoals je vroeger, toen zich verplaatsen niet zo eenvoudig was, regelmatig zichtbaar was, tot in de plattegrond van stad en dorp, een plaatselijk gebeuren van op elkaar aangewezen of elkaar ontmoetende mensen. Wonderen zijn de goede dingen die gebeuren en die ons óp doen zien. Wie niet gelooft in wonderen is geen realist schijnt een joodse uitspraak te zijn. Het is een zin te die denken kan geven.

Aan het einde van de Paasweek ook hier een-tekst-tenslotte. Die bijbels beroemde eerste dag van de week, de dag van het licht-allicht, die dag loopt ten einde. De leerlingen nog steeds ten einde raad, Pasen heeft hen niet veel geholpen lijkt het wel.
De leerlingen weten volgens Johannes niets beters te doen dan bijeen te zijn met de deuren gesloten. Angst overheerst. Verlammende angst? Bij nader toezien zou dat best wel eens niet zo vreemd hoeven te zijn. Want hoe moet je je gedragen wanneer alles anders is, wanneer, zoals in het evangelie, een dode volop blijkt te leven? Waar kun je op bouwen wanneer zelfs die zekerheid (dood is dood) niet meer zeker is.
Voor Johannes is het onthutsend simpel: Jezus die verrezen is breekt elke ban. Hij gaat in het midden staan. Waarom in het midden, waarom zo centraal? Wat wil daar in ons midden vertolkt worden? Wat moeten wij zo nodig horen, mag niet meer uit onze oren wijken. Het gaat over vrede. Vrede om te doen, vrede om te ervaren (bijvoorbeeld in de tevredenheid van “het is goed”).
Zo rust volgens Hem de vrede op ons, zo is Hij gezonden en zo zendt Hij ons. Alleen voor wie horen wil.

Jan Engelen