Korte overwegingen bij de zondagslezingen.
Lees eerst zelf de aangegeven tekst van de zondagslezingen.
Kijk daarna naar de beknopte handleiding van een ervaren gids.
Wellicht opent dat nieuw verstaan of een boeiend vergezicht.
Pinksteren – 5-juni 2022
Handelingen 2,1-11; Johannes 14,15-16. 23b-26
Pinksteren, het voltooien van de oogst in het voorjaar. Pasen viert het geheim van de bevrijding uit de duisternis. Bij de berg Sinaï wordt dat geheim uitgelegd. Het is het verbond. Dat wordt gedocumenteerd in de Schrift, het geven van de Wet, van wat een mens weten mag. De geweldige windvlaag en het vuur van Pinksteren in Handelingen 2 herinneren aan het sluiten van het verbond op de Sinai. God geeft ons zijn woord.
Babel: van eenheid naar verstrooiing en veelheid. De eenheid verdwenen. Pinksteren: van veelheid naar eenheid. Ieder hoort het verhaal in zijn eigen taal. Heel de wereld in Jerusalem bijeen.
Merk op hoe Lucas de Joden in Jerusalem omschrijft: vrome mensen afkomstig uit de volkeren onder de hemel. Het Pinksterverhaal spreekt over de geest als oorsprong van ons bij-een-horen. Als Petrus, een Galileeër, begint te spreken horen al die mensen uit eigenlijk alle volkeren van de wereld rondom Jerusalem Petrus in hun eigen taal.
Johannes neemt ons mee naar de tafel van het laatste avondmaal. Het afscheid wordt definitief, maar is tegelijk het nieuwe begin. Hij zal ons de Geest, de Trooster sturen. Troosten, niet alleen laten. De Geest van de Waarheid, dat betekent: de Geest van Gods genegenheid.
12 juni 2022 Heilige Drie-eenheid
Spreuken 8,22-31; Johannes 16,12-15
Van begin af aan, van resjiet. Dat is het woord waarmee Genesis 1 begint, be-resjiet. Van begin af aan is de wijsheid bij God. De Tora is het instrument met behulp waarvan God de wereld heeft gemaakt. Het woord. Chronologische termen worden gebruikt om prioriteit uit te drukken. Als een troetelkind was de wijsheid aan de zijde van de kunstenaar. Spelend voor Gods aangezicht.
Nog veel klinkt raadselachtig. Er is al veel gezegd en er zal nog veel gezegd worden, maar toch blijft er nog veel dat gezegd zou moeten worden. Dus er blijft hoe dan ook een tekort. Betrokken als de leerlingen aan tafel horen we, dat wij dat nu nog niet kunnen dragen. Komt er dan een tijd dat we dat wel kunnen, dat dit krediet vergolden gaat worden? Dat zal gebeuren wanneer de geest die waarheid is komt om ons tot volle waarheid te brengen. Dat mag dan wel zo zijn, maar zou je mogen vragen wat die volle waarheid dan zou zijn. Is er iets dat ons kan doen vermoeden wat ons in dat vele, in die waarheid gegeven wordt? Alles wat Jezus is (het mijne, zegt Johannes) is van de Vader. Dat zal de Geest ons geven, is de gave die de Geest is, de gave van de geest.
19 juni 2022 Feest van het Heilig Sacrament
Genesis 14, 18-20; Lucas 9,11b-17
Melkitsedek: mijn koning is gerechtigheid. Zonder vader of moeder, als het ware zo maar uit de hemel gevallen, verschijnt Melkitsedek in de tekst. Hij wordt de koning van Salem genoemd. De joodse leraren wisten zeker dat Salem in Genesis 14,18 Jerusalem is. Abraham heeft zijn broer (14,14) bevrijd. In Melkitsedek, mijn koning is gerechtigheid, ontmoet hij zoiets als ·iemand die aan hem gewaagd is·, aan wij hij zich kan spiegelen, zijn evenbeeld, zijn gelijke.
De manier waarop Hij spreekt over Gods koningschap brengt het leven in een ander kader. Het blijkt genezend. Maar het lijkt er op dat Zijn leerlingen minder onder indruk zijn. Het lijkt erop dat het voor hen niets bijzonders betekent. Nu de dag ten einde gaat moet Hij de schare wegsturen naar de dorpen en de akkers rondom. Hier op de rand van de woestijn is immers niet veel te vinden.
Maar op een wonderlijke manier blijkt Jezus zelf voedsel te zijn. Vijf broden en twee vissen zijn voldoende wanneer hij opziet naar de hemel, zegent en breekt. En al die oogst (50 is het getal van de oogst, denk aan de 50ste dag, Pinksteren. Om bij 5000 te komen heb je in groepen van vijftig, honderd groepen nodig) levert twaalf korven over als een heilige rest, alsof de twaalf (zonden van Israël) weer bijeen zijn, volk zijn, in Hem.
26 juni 2022, 13e zondag door het jaar
1Koningen 19,16b.19-21l; Lucas 9,51-62
Elia moet Elisa gaan zalven tot profeet. Nadat hij Hazael en Jehu tot koning tegen het dienen van Baäl gezalfd heeft, zal ook Elisa gezalfd worden. Hij wordt tot profeet gezalfd. Alleen hier is sprake van het zalven van een profeet. Gaan in het spoor van Elia, als Elia, is blijkbaar niet enkel een zaak van: ·En nu is het jouw beurt·. Het gevecht tegen de Baäls, de zichzelf verheerlijkende afgoden van deze wereld heeft meer om het lijf. Ieder weet dat.
Elisa treffen we aan achter de koppels ossen van zijn vader. Hij is zelf bij de laatste stel, de 12e. Hij komt blijkbaar uit een vermogend huis. Als Elia hem roept wil hij eerst afscheid nemen. Elia suggereert zoiets als: wie heeft je wat gevraagd? Daarop reageert Elisa onherroepelijk. Hij slacht de dieren, deel het vlees en geeft het aan het volk. Sterk zullen zij aan het karwei beginnen. Eerst Elia volgen en dienen.
Lucas zet Jezus in een definitieve positie. Hij zet zijn aangezicht naar Jerusalem. Dat is wat hij van nu af aan voor ogen heeft. Daarom ontvangen de Samaritanen hem niet. Johannes en Jacobus willen daartegen optrekken, maar Jezus herinnert hen aan de broederschap. Bestraffen is herinneren aan de broederschap. Denk maar aan: ·Dat kun je niet maken!· De strekking daarvan is immers zoiets als: ·Zo doen wij, wij in onze gemeenschap, dat niet·.
Zij trekken voort naar een andere plaats en ze trekken voort op de weg. Iemand meldt zich. Hij wil volgen ‘waar gij ook gaat’. Maar het einddoel van de weg staat nog niet vast. Tegelijk is uitstel niet toegestaan. Wat je hem volgend te doen hebt heeft enkel te maken met Jerusalem, dat wil zeggen met het koning zijn van God. Dat is voor hem onvoorwaardelijk.
3 juli 2022, 14e zondag door het jaar
Jesaja 66,10-14c; Lucas 10,1-12.17-20
Het kan niet duidelijk genoeg beschreven worden hoe volstrekt ten einde raad de overlevenden van Jerusalem in Babylon waren. Vandaag wordt uit Jesaja gelezen, bijna uit het einde van het boek. Het einde van de ballingschap is – wie had dat voor mogelijk gehouden – op handen. Allen die Jerusalem lief hebben, verheug je, allen die om haar weeklagen, verheug je met haar. Heel fysiek wordt Jerusalem voorgesteld, als een moeder die haar kind voedt en troost en verzadigd met de overdaad van haar pracht. En dat beeld wordt omgedraaid. Als een rivier zal hij vrede doen toestromen naar haar. De volkeren worden als rivieren die Jerusalem te goed zullen doen. Op hun heup zullen ze je dragen, ze zullen je op hun knieën laten spelen.
Na dit alles, nadat duidelijk geworden is dat het onvoorwaardelijk en zonder uitstel zal gaan over Jerusalem, het koning zijn van God, wijst hij de zeventig aan, of moet je hier 72 lezen. De traditie lijkt de ruimte open te willen laten voor Martha en Maria (10, 38vv). Zij gaan naar elke stad en plaats waar hij komen zal. Volstrekt ongewapend en onvoorbereid gaan zij voor de toekomst. Uitstel lijkt uitgesloten. Zelfs het stof van de aarde deel je niet met wie niet meewil.(De noodzaak om te kiezen wordt zelfs aangescherpt in de woorden tegen Chorazin en Bethsaïda, en tegen Kapernaüm worden op verzoek van de samenstellers van de lezing weggelaten. De naam Sodom maakt duidelijk dat die steden zelfs de vergelijking met de stad van de ongastvrijheid (Genesis 19) niet kunnen doorstaan. Vers 16, over de vergaande identificatie, horen wij in de lezing van vandaag dus officieel niets.)
Juichend komen de leerlingen terug met de schoven oogst (v.2). De verkondiging van Gods koningschap laat de satan als een bliksem uit de hemel vallen. Hij maakt de dienst niet meer uit. Verheug je er niet over dat de machten aan je onderworpen zijn. Verheug er je over dat bij God plaats is voor jouw naam.
10 juli 2022, 15e zondag door het jaar
Deuteronomium 30,10-14; Lucas 10,25-37
Het Bijbelboek Deuteronomium is een herhalingsboek. Tussen het staan voor de Jordaan (laatste woorden van Numeri) en het intrekken van het land in Jozua worden eerst alle woorden en daden nog een keer in herinnering geroepen. Opnieuw wordt ingeprent: Wanneer je de stem van de Heer je God zult horen om zijn geboden te bewaren, wanneer je om zult keren tot de Heer je God met heel je hart en heel je ziel.
Het hart geeft de richting aan. De richting (het horen naar en je keren tot) bepaalt jou zoals je doet en bent, je ziel, je meest ikkige ik, jij zoals iemand je herkent: ‘Typisch jij!’
Voorzichtig maar vastberaden en precies wordt beschreven waar je dan naar zult luisteren en hoe eenvoudig dat is. Het is niet te hard voor je, het ligt niet buiten je bereik, niet in de hemel of aan de overkant van de zee. Hij is niet alleen voor bobo’s of baboes. Het is er voor iedereen. Iedereen kan zo maar kiezen voor het woord van God en er voor gaan.
De evangelielezing van vandaag loopt uit op het algemeen bekende verhaal van de Samaritaan die barmhartig is. De tekst mag in de liturgie van vandaag dat verhaal zelf inleiden. God is een bevrijder niet van de wijzen en verstandigen, maar van hen die onmondig zijn gemaakt. Jezus rekent zichzelf bij hen. En tegen de leerlingen zegt hij: gelukkig zijn de ogen die zien wat jullie zien en horen wat jullie horen. Vele profeten en koningen is dit niet overkomen.
Op zien en horen staat een wetgeleerde op. Naar leven overeenkomstig de maat van God gaat zijn verlangen uit. Het antwoord op zijn vraag kan gevonden worden door op zoek te gaan naar hoe je leest, hoe je in het leven staat met het Boek van Alle Verhalen. Die vraag is blijkbaar niet moeilijk: Je moet God liefhebben, en de naaste die er aan toe is als jij.
Maar wie is, staand voor Jezus, je naaste? Blijkbaar geldt en antwoord op die vraag niet als antwoord. Blijkbaar moet je dat antwoord zelf zoeken en vinden. Daar past enkel een verhaal op. Horen wordt hier antwoorden. Wat is er aan de orde in het verhaal? Er wordt een navolger gezocht. Zoals de priester zijn Leviet heeft, zo moet de Samaritaan iemand vinden die doet als hij, die barmhartigheid bewijst. Doe ook zo. Dat zijn woorden die gehoor vragen. Ze zoeken naar volgelingen, navolgers, leerlingen.
17 juli 2022, 16e zondag door het jaar
Genesis 18,1-10a; Lucas 10,38-42
Abraham met de pijn van de besnijdenis nog in zijn lijf (zie Genesis 1,23v.) staat op het heetst van de dag voor de ingang van zijn tent. Zijn oogopslag laat hem drie mannen zien. Hij verontschuldigt zich niet voor zijn lijf, maar als gast van de Heer in het land van de Heer, loopt hij bij wijze van spreken zijn benen uit zijn lijf om op dezelfde wijze als zijn Heer, gastheer voor zijn gasten te zijn. Alles wordt uitgepakt en klaargemaakt om deze vreugde vorm te geven. Daar krijgt hij te horen: Over een jaar zal je vrouw Sara een zoon baren. Het kind, de toekomst, de vrucht van de gastvrijheid.
Een anekdote van enkele regels, een kleinood. Optrekken. Nog steeds is Hij op weg naar Jerusalem, volgen wij hem op die weg. We komen in een dorp. We horen hoe Martha hem ontvangt. (Dat is een lijn die ons uit de voorafgaande zondagen aanreikt. Tegenover de ongastvrijheid van de onlangs genoemde steden is zij enkel gastvrij.) En er is nog iemand.
Het verhaal ruimt direct plaats in voor een reserve, een tegoed. Voor de gastvrije Martha heeft het verhaal nog meer in petto: Naast dienen bestaat ook zoiets als zitten aan de voeten van en horen. Naast haar voorkomendheid mogen wij hier bijeen horen over het goede deel, het deel van de goede. Dienen en tijd hebben voor zijn twee zussen bij deze Vader.
24 juli 2022, 17e zondag door het jaar
Genesis 18,20-32; Lucas11,1-13
Genesis 18,17: God heeft een dilemma. We horen Hem denken: Ik kan toch niet voor Abraham gaan verbergen wat ik ga doen! Zo horen we het relaas over de hel die losgebroken is in Sodom. Daar is een vreemdeling niet veilig. De traditie legt het uit aan de klacht van een meisje dat op het punt van sterven staat bij gebrek aan een beetje eten. Iemand gaat tegen het gebod van de stad in en geeft het meisje te eten. Daarop wordt zij gestenigd: het is verboden om goed te zijn voor elkaar.
Zouden wij het niet met God eens zijn? Zo’n samenleving kan niet bestaan. Toch, Abraham, de partner die leeft in en uit het verbond met zijn God, neemt het op voor die opgegeven steden. Zijn argument – hoe durft hij zo tegen God te spreken! – , zijn wapen is: ik ben stof en as. Met andere woorden: God, jij weet dat ik niks en nergens ben. Als jij je niet over mij ontfermt ben ik nergens. Dus God moet wel. Dat is Hij de zich over degenen die niets hebben en nergens zijn, ballingen, slaven, aan Zichzelf verplicht. Het kan niet anders.
Na al het optrekken hebben we vorige week een zekere rust gevonden op de wijze van Maria in het aandachtig gehoor geven aan. Vandaag wordt die rust vastgehouden. Jezus is aan het bidden. Tijdens een pauze (hoos epausato) vraagt een van de, nee er staat zijn leerlingen: Heer leer ons bidden zoals ook Johannes zijn leerlingen heeft leren bidden. Daarop volgt het antwoord van Jezus.
Wanneer je bidt zegt dan, Vader, geheiligd worde uw naam. Heiligen: apart stellen, onderkennen, oog en oor hebben voor, tot zijn recht laten komen.
Bidden is Hem nazeggen. Stem geven aan Zijn woorden, instemmen met Zijn woorden, met wat Hij ons voorschrijft, Zijn voorschrift, Zijn programma · met het oog op Gods koningschap in Jerusalem als broers en zussen bijeen in dat geheime woord dat hij te horen en te verstaan geeft, om het te proeven in je eigen mond als je eigen tong en taal: Vader, en alles over het en tussen hemel én aarde dat daarna komt.
Zijn woorden tot jouw woorden maken. Leren zo te spreken als Hij. Daarbij gaat het niet enkel over het verschaffen van fonetisch materiaal. Leren zo te spreken als Hij, om te leren zo te kijken als Hij, zo te gaan als Hij. Bidden is zich verregaand identificeren met Hem. Geen wonder dat deze woorden hun plaats hebben wanneer wij samen komen om te breken en te delen wat ons om te gedenken gegeven wordt wanneer wij God danken in de viering van de eucharistie.
31 juli 2022, 18e zondag door het jaar
Prediker 1,2;2,21-23; Lucas 12,13-21
Haveel havaliem. Dat woord haveel is ook de naam van de zoon van Adam, de eerste die viel onder de hand van zijn broer. Mist, nevel, bijna niets is de mens, is alles. Al je zwoegen, het maakt niets uit. Hoe je ook zit te tobben, het maakt niets uit. Zelfs als je niet slaap vanwege je zorgen, ook dat maakt niets uit.
In de traditie zijn er stemmen die zeggen: Prediker is zo pessimistisch en recalcitrant, hij hoort niet in de Bijbel. Maar anderen zeggen: ook dit is een ervaring van mensen. Mensen zullen zich in die woorden herkennen en ook die mensen hebben recht op een plaats in Het Goede Boek van Alle Verhalen.
Je hoort de meest afschuwelijke verhalen van (iets oudere) verpleegkundigen wanneer rond een sterfbed de erfenis aan de orde blijkt. Het is de aanhef van deze perikoop. Alsof het er op aan komt. Mijn broer moet de erfenis met mij delen! Jezus lijkt in dit conflict geen rol voor zichzelf te zien. Is hij rechter of iemand die de partijen scheidt? Maar in dat wat aan de orde is, de erfenis, zit wel een angel. Ook als je overvloed hebt, je leven heb je niet (anders dan als geschenk? Opdracht? Voor even? Trouwens, wat is dat, je leven?).
Dan komt er het verhaal over die man die genoeg voor jaren heeft. In tegenstelling tot onze economie met haar gebruiken en wetten: een bijbelse ziel, een meer bijbels ik leeft van dag tot dag. Meer kunnen we niet aan. Ook wanneer de bijbelse literatuur vertelt hoeveel jaar iemand oud is dan is het aantal van zijn dagen zoveel jaar. Rekenen in jaren lijkt te hebberig, is te weinig naar het leven getekend. Je hoort het in dit verhaal. Alles wat het leven van deze man tot volop leven maakte betekent niets wanneer zijn ziel, hij van zichzelf, wordt opgeëist.
De overvloed van de wijze waarop God koning is – vrijheid en bevrijding – telt andere kwaliteiten.
Jan Engelen