Korte overwegingen bij de zondagslezingen.
Lees eerst zelf de aangegeven tekst van de zondagslezingen.
Kijk daarna naar de beknopte handleiding van een ervaren gids.
Wellicht opent dat nieuw verstaan of een boeiend vergezicht.
Goed alternatief voor wie in coronatijd de zondag thuis moet vieren…
2e zondag door het jaar – 16 januari 2022
Jesaja 62,1-5; Johannes 2,1-12
Is het naijver? Is het drift? Het is in ieder geval onverbiddelijk en vastbesloten. Ik zal niet en Ik zal niet. God kan en zal niet zwijgen, omwille van Sion, omwille van Jerusalem. Die éne de stad met de naam van David en de naam van Abraham (Salim, Gen 14,18, is volgens sommige leraren zeker Jerusalem en moet daarom ondanks de Nederlandse spellingsregels Jerusalem heten) genoemd, heeft God hoog. Zij zal er zijn, haar heil zal als een stralende fakkel branden. Alles, werkelijk alles, zal goed zijn, zo eenvoudig goed als een jongen en een meisje die elkaar gevonden hebben en gezien, en die van elkaar willen weten.
Zonder de expliciet rolverdeling is het verhaal van de bruiloft van Kana (dat betekent IJver, zie Johannes 2,17!) niet te vertellen. Jezus komt letterlijk vertaald als geroepen (dat is toch meer dan uitgenodigd), en de moeder van Jezus is er als het ware van nature. Is zij een element van het decor? Dat lijkt bijna zo. Maar zij neemt het initiatief als de wijn, wederom letterlijk vertaald, blijkt te ontbreken – die bijna geforceerde manier waarop Johannes spreekt over een bruiloft, over een verbond, dat bij voorbaat eindigt met de hond in de pot. De moeder van Jezus – wie is de moeder van Jezus? Het is degene die tot de dienaren zegt: Wat hij ook zegt, dat moet je doen! En de dienaren volle de zes stenen kruiken ten volle, alsof er geen zevende meer komt. Hoe komen die handen terug bij zichzelf als de kruiken tot boven toe gevuld zijn? Zij weten wat er gebeurd is, de feestvoorganger weet het niet. De bruiloft die begint met Wij hebben dorst en wij krijgen niet te drinken eindigt met een heel ander lied. Over zo’n goede die we nog nooit gehad hebben. De mooie messiaanse wijn tot het laatste bewaard is nu geproefd.
3e zondag door het jaar – 23 januari 2022
Nehemia 8,2-4a.5-6.8-10; Lucas 1,1-4; 4,14-21
Na het visionaire verhaal over het Verbond dat toch doorgaat (Kana, vorige week) wordt vandaag het doek verder ingevuld. We komen bij dat wat Israël draagt en de Messias (aan)draagt. Het woord, de Tora, dat wat het WETen waard is, draagt Israël, maakt Israël tot Israël. Dat Woord leidt tot de belofte die de Messias is, het brengt hem naar de gemeenschap en hij maakt dat Woord tot waar het hart van de gemeenschap klopt.
De priester Ezra opent het boek. Bij de waterpoort gaat geput worden. Het volk volgt de luide lezing nauwkeurig, roept het bijbelse Let it be, Let it be! (Amen, Amen). De tranen zullen die van vreugde moeten zijn.
De geregelde orde waar Lucas over spreekt, zou wel eens de orde van Mozes en de Profeten kunnen zijn. Het verhaal over Jezus is een bijbels verhaal, geschreven in gebaar en taal van Mozes en de Profeten. Dat maakt het voor ons (niet-Joden) niet gemakkelijker, maar misschien is het verhaal dan ook rijker, meer dichtbij en persoonlijk dan enige anonieme waarheid, hoe algemeen en absoluut (koud) dan ook.
Lucas brengt ons naar de synagoge in Nazareth. Daar gaat zoals altijd het Boek open. Heden gaat dit woord in vervulling. Als hij hier is: heden. Strikt genomen bestaat geen andere tijd. Die is verleden of staat nog uit. Er is alleen het heden. Met de woorden uit Deuteronomium 5,3: Niet met onze vaderen heeft de Heer dit verbond gesloten, maar met ons, zoals wij hier heden allen in leven zijn.
4e zondag door het jaar – 30 januari 2022
Jeremia 1,4-5.17-19; Lucas 4,21-30
“Voordat ge geboren werd heb ik U mij voorbehouden” geeft de officiële vertaling. Voordat je uitging uit de moederschoot heb ik je geheiligd, zou een meer letterlijke weergave van het Hebreeuws zijn. De tekst begint in het vierde vers ook zo buitengewoon fysiek: voordat ik je vormde in de schoot. Tussen die dubbele vermelding van de moederschoot in staat: kende ik je. Kennen is in het bijbels spreken niet enkel het werk van grijze hersencelletjes. Kennen gaat tot en met “zich verenigen met, één-zijn met”. Ook heel fysiek. En het einde van deze aanhef is: heiligde ik jou. Heiligen: apart stellen, losmaken, onderscheiden, letterlijk ver-anderen, “je bent iemand anders”, jij, voor mij. Zijn woorden, die van Jeremia, zullen Zijn woorden, die van God zijn. En het zal er niet om liegen. Alles en iedereen zal zich keren en weren tegen Jeremia, de koningen, de edelen, de priesters en de burgers. Maar ze zullen niets klaar krijgen tegen Jeremia ki itcha ani, want met jou (ben) ik – woord van de Heer.
-Het wordt de ter kerke gaande gelovige niet gemakkelijk gemaakt. Weer laat de gebruikelijke vertaling ons in de steek. Woordelijk weergegeven staat er: Heden is vervuld geworden de schrift zelf in jullie oren. Is het nodig daar zoveel ophef over te maken? Vermoedelijk wel. Want of de Schrift een woord wordt hangt van sprekers en doeners af. En in hun oren mag dan die vervulling plaatsgevonden hebben, maar de mensen in de sjoel van Nazareth geloven liever hun ogen: Is dat niet de zoon van Jozef! Geen vraag maar een zekere weten teken. Het verhaal over Naäman de Syriër gooit olie op het vuur.
Wat daar in het onooglijke Nazareth op microformaat gebeurt staat model voor wat er straks, op het einde van het verhaal, in Jerusalem zal gebeuren. Maar hoezeer ze hem ook in de afgrond van de dood duwen, Hem zal niets overkomen. Het is nog vroeg in het jaar maar nu al verkent de tekst de mogelijkheden van de zondag in het spoor van het nog altijd, en steeds weer opnieuw uit te leggen Paasfeest.
5e zondag door het jaar – 6 februari 2022
Jesaja 6,1-2a.3-8; Lucas 5,1-11
In het jaar dat de koning sterft. Wat nu? Ik zie de Heer, zittend op een hoge, verheven troon. Van een dieptepunt naar het hoogtepunt. En de zoom van zijn gewaad vult de het heiligdom. Gods majesteit is zo verheven dat net de zoon van zijn gewaad voldoende is voor heel het heiligdom. Het hemelse visioen wordt verder uitgeschilderd. We horen het driewerf heilig, het enige gebed dat in de synagoge en in de kerken klinkt. Absoluut verheven is de Heer. De rook onttrekt het geheel aan het zicht. De vurige kool van het altaar maakt tastbaar dat nu een ander het woord krijgt. Wie zal ik zenden? Hier ben ik. Stuur mij. Jesaja, iemand met een missie.
Terwijl de menigte er bij hem op aandringt om het woord van God te horen gebeurt het dat hij op de oever van het meer van staat. Hier is meer aan de hand dan enkel de mededeling dat Jezus ergens staat. Bovendien, zijn naam wordt niet genoemd. Ook al weten we dat hij het is, toch moeten we vragen wie hij is. We zien wat hij ziet. Het verhaalt begint als in een schilderij van Van Gogh: de bootjes liggen, leeg, hoog op het water. Het verhaal eindigt met een bootje dat bijna tot de rand in het water ligt. Als we over de rand kijken zien we al die vis, enn te midden van die vis als ware hij ook geoogst, Petrus zelf, de visser gevangen. Wanneer hij zich gevangen geeft (viel Petrus Jezus te voet) wordt de naam van Jezus genoemd. En ze volgen hem. Achter hen aan kunnen wij het verhaal in.
6e zondag door het jaar – 13 februari 2022
Jeremia 17,5-8; Lucas 6,17.20-26
Hoe kan dat nu heilige schrift zijn. Waarom zou je niet op een mens mogen vertrouwen? De leraren zeggen dat het over koning Zedekiah gaat. De koning sluit liever zijn verbonden met enkelen van zijn buren dan dat hij zich houdt aan het verbond met zijn Heer. Dan ben je een tamarisk, die bijna kale boom die nauwelijks blad heeft en daarom van de regen nauwelijks iets op kan vangen wanneer er water is. Dat is heel iets anders dan de boom aan levend water geplant.
Hij komt van al zo hoge hier al in dit aardrijk, met de twaalf van de berg af, de vlakte in. Uit heel het joodse land, uit Jerusalem en uit het kustland Tyrus en Sidon. En dan slaat de officiële lezing van vandaag twee regels over. Wat kan daar zo maar overgeslagen worden? … die gekomen waren om hem te horen en genezen te worden van hun ziekten en die gekweld werden door onreine geesten werden genezen. En heel de menigte zocht hem aan te raken omdat er kracht van hem uitging en hij ieder genas. Inderdaad, overvloedige woorden van Lucas, of is het anders? Komt de zondagse gemeenschap anders rondom Jezus bijeen? Is er voor ons eigenlijk geen plaats in het kerkelijk evangelie? Of is het zo niet bedoeld en moeten we deze omissie anders lezen? Hoe het ook zij, nu wij weten hoe Jezus omgeven wordt (als de Tora-rol die door de synagoge wordt gedragen en die door iedereen “aangeraakt” wordt die zich met het woord dat van God uit gaat wil identificeren) door grote menigten, begint het onderricht.
7e zondag door het jaar – 20 februari 2022
1Samuel 26,2.7-9.12-13.22-23; Lucas 6,27-38
Wij hoorden het verhaal uit de eerste lezing vroeger in de 4e of 5e klas in de lessen bijbelse Geschiedenis. In die lessen leerde je vroeger hoe het heel lang geleden, in de bijbelse tijden gegaan was. Het verhaal van vandaag was een van de grootste verhalen. Je zag het als kind zo voor je: twee bergen. David op de ene berg en aan de andere kant de man die hem probeerde te doden, koning Saul, prutskoning! En zoals David dat dan doet. Hij hoefde maar door te stoten en de slapende Saul … Maar David doet het niet. Hij vergrijpt zich niet aan de gezalfde. Hij neemt de speer van Saul en zijn waterkruik wel mee. Die laat hij Saul vanaf de overkant zien. Ontwapenend ontwapend. Wat voor iemand is David? Het laat ook zien wie ‘de zoon van David’ is. (Bijbelse Geschiedenis is niet ‘zoals het vroeger gegaan is’, maar wat bijbelse gesproken, volgens de boeken aan de orde is, het weten waard is.
In het evangelie legt Jezus zijn kaarten op tafel. We horen waar het mee doet. Vroeger zouden we gedacht hebben: kun je horen dat wij onder de maat blijven. Zo weerloos kunnen, je willen we ons niet eens opstellen. Maar misschien reikt het verhaal aan waar je minstens af en toe ook eens aan zou kunnen denken. Dan wordt het een verhaal dat minstens af en toe een ‘andere mogelijkheid’ laat zien.
8e zondag door het Jaar – 27 februari 2022
Sirach 27,4-7; Lucas 6,39-45
(Het boek Sirach Ecclesiasticus. Ecclesia is kerk. Dus het zou dan een kerkelijk boek zijn. Dan weten we nog niet at dat betekent, maar goed. Het is een verzameling wijsheden van rond 180 voor Christus. Het boek staat niet in de Hebreeuwse Bijbel. De katholieke kerk ziet het als een boek uit de bijbel.)
In vier beelden spreekt de tekst over spreken. Een zeef, die restjes overlaat, de klei in de oven van de pottenbakker, de vruchten die laten blijken met welke boom je te maken hebt en de woorden die iemand zegt. Luister goed, adviseert de tekst. Luister naar hoe een mens spreekt en wat hij of zij zegt. Dan kun je je een beeld vormen, een mening geven.
Dezelfde praktische overwegingen hoor je van Jezus in het evangelie van vandaag. Het lijkt erop dat je daar niet over hoeft na te denken. Het is zo concreet, die splinter en die balk, die goede boom en de zieke boom met de vruchten waaraan je dit herkent. Tot en met: waar het hart vol van is daar loopt de mond van over. Het bijbelse hart heeft het altijd over richting, over waar en wat een mens zoekt.
Jan Engelen